Nederlands auteur, Leiden
Johannes Kneppelhout
Het verhaal van Johannes Kneppelhout
Johannes Kneppelhout
Johannes Kneppelhout was een Nederlands auteur, ook bekend onder het pseudoniem Klikspaan. Roem geniet hij vooral om zijn humoristische en realistische, later moralistische schetsen over het studentenleven. Kneppelhout was ook mecenas van veel kunstenaars.
Leven
Kneppelhout, lid van de familie Kneppelhout, verloor zijn vader Cornelis Johannes Kneppelhout reeds in 1818 en had zijn eerste opleiding te danken aan zijn moeder Johanna Maria de Gijselaar en zijn oom Nicolaas Cornelis de Gijselaar (als officier in ruste wonende op Zuilenstein bij Amerongen), beide kinderen van de patriot Cornelis de Gijselaar. Kneppelhout genoot zijn middelbareschoolopleiding aan het gerenommeerde instituut Noorthey te Veur, waar hij van 1825 tot 1832 verbleef. Later studeerde hij rechten te Leiden, zonder deze opleiding af te ronden. Als student woonde hij in het kapitale pand Rapenburg 65, waar hij in de jaren 1839-1841 onder zijn nom-de-plume Klikspaan zijn magnum opus "Studententypen" publiceerde. Hij was een letterkundige pur sang, beproefde vergeefs de letterkunde in het Frans, maar keerde, door goede raad daartoe gebracht, tot zijn moedertaal terug. Op het Rapenburg ontving Kneppelhout schrijvers en kunstenaars waaronder Hans Christian Andersen.
Kneppelhout trad op 15 mei 1845 in het huwelijk met zijn achternicht Ursula Martha Van Braam, op 17 september 1825 aldaar geboren als lid van de familie Van Braam en dochter van Willem Charles van Braam (kapitein-ter-zee en later burgemeester van Hattem) en Machtelina Christina de Gijselaar. Het huwelijk – daar Kneppelhout veelal als homoseksueel wordt beschouwd door velen een schijnhuwelijk genoemd – bleef kinderloos. Van Braam overleed als weduwe op 18 mei 1919 op De Hemelsche Berg te Oosterbeek, een landgoed dat Kneppelhout in 1847 had gekocht en waar hij vanaf 1851 permanent woonde. Hij reisde – hiertoe in staat gesteld door een groot vermogen – naar zijn goeddunken, schreef reisverhalen, toonde belangstelling voor de kunst en steunde gaarne het behoeftig talent met milde hand. Onder andere nam hij daarom de opvoeding op zich van Jan de Graan, Petrus Augustus de Génestet, Otto Scholderer, David Artz en Gerard Bilders. In 1867 waren er geruchten over een verhouding met De Graan, waardoor Kneppelhout reputatieschade leed. In zijn laatste jaren bleef hij op zijn De Hemelsche Berg wonen, waar hij na een langdurig lijden op 8 november 1885 overleed. Het stoffelijk overschot werd op 13 november 1885 per trein van Arnhem naar Leiden overgebracht en van hieruit naar Katwijk per koets. Tien jaar later werd door de Oosterbeekse bevolking op het landgoed de gedenkzuil Kneppelhout-van Braam geplaatst.
Trivia
De Klikspaanweg in Leiden, waar studentenflats staan, is genoemd naar het pseudoniem dat Kneppelhout als schrijver gebruikte. Kneppelhout is in Leiden twee keer vernoemd, want er is daar ook een Kneppelhoutstraat.
Karel Jan Frederik Kneppelhout
In het graf is ook Karel Jan Frederik Kneppelhout begraven Hij was Heer van Sterkenburg en Hoekenburg (1818-1855) en lid van de gemeenteraad in Leiden.
KNEPPELHOUT VAN STERKENBURG (Karel Jan Frederik Cornelis), broeder van den vorige, geb. 13 Sept. 1818 te Leiden en overl. 17 Sept. 1885 op het huis ‘Sterkenburg’ onder Doorn. Ook hij ontving zijn opleiding op het instituut Noorthey en studeerde te Leiden in de rechten (ingeschr. 1837). 15 Jan. 1844 promoveerde hij hier op Theses tot jur. utr. Dr. Door afkomst even vermogend als zijn broeder, verschilde hij van dezen in menig ander opzicht. Eenvoudiger van aard, was hij minder een man van vormen, deed minder aan literatuur, reisde weinig, vond meer bevrediging in 't huiselijke leven.
Mr. Kees Kneppelhout (zoo werd hij in de wandeling genoemd) was in 1850 gehuwd met Julie van Gorkum, de jongste dochter van een welbekende generaalsfamilie. Na den vroegtijdigen dood van deze hertrouwde hij in 1855 met Susanne Elisabeth Drabbe, met wie hij 30 jaren in den echt verbonden is geweest en die hem een vijftal kinderen heeft geschonken. Ook uit het eerste huwelijk had hij eene dochter. Inmiddels was de vermogende man eigenaar geworden van bovengenoemd huis ‘Sterkenburg’, waar hij des zomers woonde, gelijk des winters op het Rapenburg te Leiden (tot 1870). Over het gehele werk
TITELS
• Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (10 delen)
Over dit hoofdstuk/artikel
AUTEURS
• over K.J.F.C. Kneppelhout van Sterkenburg
• E. Zuidema
De omgang met zijn oom de Gijselaar (zie bovenstaand art.) had bij Mr. Kneppelhout veel liefde aangekweekt voor de kunst, die zich in zijn later leven op gelukkige wijze heeft geopenbaard. Hij bezat een rijke verzameling platen en teekeningen, historische portretten, kaarten enz., was bestuurslid van de leidsche Teekenacademie ‘Ars Aemula Naturae’, van de Hollandsche Maatschappij van Fraaie kunsten, van het Historisch Genootsch. te Utrecht, van het Prov. Genootsch. v. kunsten en wetensch. ald., alsmede van de leidsche Maatsch. der Ned. Letterk. Tevens was hij van 1863 tot 1869 lid van den gemeenteraad te Leiden. In 1870 besloot de kunstlievende man zijn geboortestad metterwoon te verlaten en zich blijvend op zijn landgoed onder Doorn te vestigen. Als bewoner der prov. Utrecht had hij o.a. zitting in 't Bestuur van het waterschap Lekdijk Bovendams. Dat hij intusschen de stad zijner vroegere inwoning niet uit het oog verloor, bleek o.a. in 1873, toen hij als voorzitter fungeerde van de subcommissie voor het Gedenkteeken van Leidens ontzet.
Als schrijver is Mr. Kees Kneppelhout bekend door het werk: De gedenkteekenen in de Pieterskerk te Leiden verzameld en beschreven. Met platen (1864-71).
Zie: Levensber. Letterk. 1888, 176.
Johannes Kneppelhout, Begeleider van jong talent. `Klikspaan’ noemde hij zich toen hij ging schrijven over zijn medestudenten. Hij verdeelde zijn medestudenten in twaalf typen en hij beschreef ze bepaald niet zachtzinnig. Hij beschouwde zichzelf dus als iemand die klikte over het studentenleven. De studenten smulden ervan, met name omdat Klikspaan niet alleen schreef over nerds en losers, maar ook herkenbaar onpopulaire hoogleraren beschreef. Vroege literaire belangstelling. Kneppelhout begon al heel jong met publiceren. Hij stamde uit een rijke Leidse familie, waar Frans de omgangstaal was. Zijn vader stierf toen Jan pas vier jaar oud was. Jan en zijn broer werden naar een elitaire kostschool gestuurd, waar Jan begon te schrijven in het Frans, aangemoedigd door de belezen directeur. Al in 1832 gaf hij op eigen kosten een boekje uit waarin stukjes stonden die hij op de kostschool geschreven had. Het waren nogal dromerige romantische stukjes. In 1831 begon Kneppelhout aan zijn studie rechten in Leiden, waar hij geestverwanten vond. Leiden was een broeinest van literaire activiteiten en er ontstond een soort broederschap tussen studenten met literaire belangstelling. Ze schreven elkaar lange brieven, ze lazen elkaar hun gedichten voor en ze droegen hun werken aan elkaar op. Ze dweepten met de buitenlandse Romantiek. Nicolaas Beets en Johannes Hasebroek waren zijn beste vrienden. Franse inspiratie Kneppelhout was een opvallende verschijning in Leiden. Hij bestelde zijn kleren in Parijs en hij las de nieuwste Franse literatuur. Hij reisde zelfs naar Parijs om de bekendste romantische Franse schrijver, Victor Hugo, te ontmoeten en daarover schreef hij brieven die in Leiden voorgelezen werden. Kneppelhout schreef in de studententijd twee essays in het Frans die opvallende denkbeelden bevatten. In L’éducation par l’amitié (1835) had hij het over opvoeding door vriendschap. Elke jongen zou een oudere vriend moeten treffen die hem de weg wijst in de studie en de maatschappij. Zo’n vriend kon hem helpen zijn echte talenten te vinden. Dit essay loopt als een rode draad door Kneppelhouts leven. Hij probeerde steeds talentvolle jongelingen te vinden die hij kon begeleiden. In L’ère critique ou l’art et le culte (1837 ) schreef hij over de positie van de kunst in de maatschappij. In 'organische tijdvakken’ is die geïntegreerd in de maatschappij, maar in andere, kritische tijden staat die geïsoleerd. Zijn eigen tijd vond Kneppelhout vijandig ten opzichte van de kunst. Ze werd volgens hem buitengesloten of verkilde in musea. Van romantiek naar realisme Vanaf 1839 sloeg Kneppelhout een nieuwe weg in. Zijn literatuur is dan niet meer romantisch maar realistisch. Hij nam afscheid van de vroege periode met een opstel in De Gids (1844) waarin hij met een zekere weemoed aan die periode terugdenkt: "O, die zwarte tijd! O, die goede dagen van voorheen, toen wij lange haren droegen en zoo diep rampzalig waren; die zonnige jaren van academievreugd, toen wij zoo wanhopig keken, toen men zich aan eene voortdurende romaneske aandoenlijkheid overgaf, die ons benijdbare nachten van slapeloosheid bezorgde, in heerlijker droomen gehuld dan de rust schenken kan, en welke den verhitten dichter verzen ingaven, uitboezemingen van een diep, maar, den Hemel zij dank! slechts gewaand en denkbeeldig ongeluk". Hij begon met Studenten-typen. De `typen’ waren eerst in losse kleine boekjes verschenen, maar in 1841 werden ze gebundeld, gevolgd in 1844 door Studentenleven. Ze waren bedoeld om studenten te waarschuwen voor de gevaren die hen bedreigen. Hij gaat heel ver in het schetsen van wat hij aan slecht gedrag was tegengekomen. Hij beschrijft studenten die dronken worden, vernielingen aanrichten, naar de hoeren lopen en ten slotte de studie dan ook niet afmaken. In de periode die daarna volgde schreef Kneppelhout verhalen. Enkele daarvan zijn zeer bijzonder, zoals Waanzinnig Truken, Spel en De Portlandvaas. Het eerste verhaal gaat over een raadselachtig autistisch kind dat verdrinkt. In Spel vertelt een man over de verslaving aan spelen, die op een gruwelijke manier zelfs in een veldhospitaal waar gewonde soldaten liggen de menselijke geest beheerst. Het derde verhaal gaat over een baldadige student die een kostbare Romeinse vaas in een museum vernielt. Biograaf van bijzondere artiesten Later schreef Kneppelhout geen romans of verhalen meer. Hij publiceerde wel reisverhalen en twee biografische geschriften. Beide gaan over knapen die hij onder zijn hoede genomen had maar die vroeg stierven. In 1868 gaf hij een boek over Gerard Bilders uit, waarin hij fragmenten uit de brieven en het dagboek van deze jonge schilder bijeengebracht had. Bilders gold als een vernieuwer in de schilderkunst die zijn talenten door zijn vroege dood niet had kunnen uitwerken. Over het wonderkind Jan de Graan schreef Kneppelhout het fijnzinnige boek Een beroemde knaap (1875). Jan de Graan was de vioolspelende zoon van een Amsterdamse cafébaas die al vroeg door hem het podium opgestuurd was. Kneppelhout bood de vader aan om Jan onder te brengen bij uitstekende leraren en zijn opleiding te betalen. Inderdaad kreeg Jan les, eerst van leraren van het Haags conservatorium, en daarna van Joseph Joachim, een beroemde Duitse vioolpedagoog en componist. De arme jongen leed echter aan tering en stierf op zijn 21ste. Weldoener Voor zijn dood verzamelde Kneppelhout zijn werk in twaalf delen. Hij stierf in Oosterbeek, waar hij een landgoed had gekocht dat hij zeer luxueus had ingericht en waar hij boeken en kunst verzamelde. Hij en zijn vrouw waren geliefd in het dorp, omdat ze anderen van hun rijkdom lieten profiteren. Kneppelhout richtte een concertzaal op en een opvoedingsinstituut voor Jonge Heren.
