Hoogleraar rechtsgeleerdheid, Deventer

Dionysius Godefridus van der Keessel

22/09/1738
07/07/1816
1 / 1

Het verhaal van Dionysius Godefridus van der Keessel

Van der Keessel was de zoon van de Nederlandse Hervormde predikant Dionysius van der Keessel (1700-1755) en Johanna Wilhelmina Cabeljauw (†1775).

Na de lagere school begon hij op 21 augustus 1753 aan het Athenaeum Illustre in zijn geboortestad. Op 1 mei 1756 werd hij  ingeschreven op de Universiteit van Leiden. Op 23 oktober 1761 behaalde Van der Keessel er zijn doctoraat in de rechten met de verhandeling  'Usucapione partus et fetus rei furtivae'. Vervolgens was hij korte tijd advocaat in Den Haag.

Op 27 juli 1772 trouwde Van der Keessel met jonkvrouw Catharina Adriana Bodel (1735 -1811). Het huwelijk bleef kinderloos. Zijn broer Samuel Rudolphus van der Keessel (1737-1799) begon tegelijk met hem een studie aan de Universiteit van Leiden en werd evenals hun vader predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk.

Al in 1762 werd hij aan de Rijksuniversiteit Groningen benoemd tot hoogleraar Romeins recht. Hij aanvaardde deze functie met de 'oratie An capita illa Juris Romani, quae in usu hodie non esse dicuntur in academiis doceri expediat' (Groningen 1762). In Groningen gaf hij lezingen over de instituten en pandecten van het Romeins recht, en heeft hij onderzoek gedaan naar het dagelijkse Nederlandse recht. In het academisch jaar 1768/69 was hij er rector magnificus.

Het jaar daarop, op 10 oktober 1770, werd hij benoemd tot professor aan de Universiteit van Leiden als hoogleraar Romeins en burgerlijk recht. Op op 12 april 1771 aanvaardde hij de aanstelling met de 'oratie de Legislatorum Belgarum in recipiendo jure Romano prudentia'. Vanaf 12 juni 1790 heeft hij hier ook Nederlandse recht onderwezen, waarvoor hij op 13 september 1799 een extra leerstoel kreeg, die weer verviel in 1808. Driemaal bekleedde hij het rectoraat in Leiden: 1773/74, 1785/86 en 1791/92. Zijn inaugurele redes waren respectievelijk Amore patriae, in juventute Belgica exitando prudenterque dirigendo, Aequitate judicantium, optimo turbatae reipublicae remedio en de Advocato Christiano.

Van der Keessel bleef tot zijn emeritaat in 1815 werkzaam aan de Leidse Universiteit.

Op 16 oktober 1815 ging Van der Keessel met emeritaat. Hij overleed op 7 augustus 1816 in Leiden. Hij liet zijn uitgebreide boekencollectie over aan de Universiteitsbibliotheek Leiden.

Van der Keessel was in zijn tijd een bekend rechtsgeleerde en was van 1789 tot 1790 de leermeester van de Erfprins van Oranje, de latere koning Willem I. Willem verleende Van der Keessel later de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Zijn belangrijkste grote werk is de lezingenbundel “Thesis Selectae Juris Hollandici et Zelandici, ad supplendam Hugonis Grotii Introductionem ad Jurisprudentiam Hollandici en definiendas celedriores Juris Hollandicam controversias (Lugd. Bat. 1800) met aanvullingen en notities op “Inleydinghe tot de Hollandsche rechts-gheleerdheydt (1641) van Hugo de Groot (1583-1645). Van der Keessels werk werd herdrukt in 1860 en vanwege het belang ervan voor Zuid-Afrikaanse wetgeving in 1855 vertaald in het Engels door Charles Ambrose Lorenz (1829-1871), een in die tijd zeer bekende Engelse rechtsgeleerde. De Engelstalige uitgave werd in 1868 heruitgegeven.

Foto's monument