Ingenieur 2de klasse bij de waterstaat, Hattum
Anne Hendrik van Beusekom
Hun die hem hebben liefgehad, meer bijzonder HUN, die hem te Katwijk met mij hebben bijgezet. opgedragen door J. Kneppelhout
Het verhaal van Anne Jacob Hendrik van Beusekom
Wij mogen den vriend, wiens loopbaan zoo droevig, zoo vroeg, maar nogtans niet te vroeg, door hooger hand verbroken werde toch niet zonder een enkel woord van afscheid en herinnering uit ons midden zien verdwijnen.
Beklagen doen wij hem echter niet zoozeer; wiens brein tot weinig meer dan een slechts gebrekkig voertuig aan zijn anders scherpzinnig denkvermogen strekte. Wie wij te regt beklagen ,is zijne deerniswaardige moeder, die zoo zeldzaam een zonnestraal de wolken boven haar zwaar beproefd levenspad zag doorbreken , die eindelijk haren naderenden ouderdom in eene veilige haven verzekerd waande en in den dood van haren zoon, haren steun en troost vernietigd ziet. Verheugen we ons liever, dat het ons is geweest in VAN BEUSEKOM een man van pligtbesef van degelijkheid en ernst te hebben gekend en gewaardeerd !
O dertienjarigen leeftijd door tegenspoeden in mijn huis gevoerd en aan den verdienstelijken BRUINING INGENHOES te Voorburg door mij toevertrouwd toonde hij reeds terstond op de kostschool een respektabe, buitengewoon zedelijk kind te zijn ; hij sloot er zich bij de besten en knapsten zijner meden leerlingen aan, terwijl hij deze tegelijk tot zich aan, trok, onderging er den weldadigen invloed van die fikschheid en grondigheid welke van de persoonlijkheid des bestuurders onwillekeurig op bet geheele organisme der inrigting overgaat, en was er, gedurende de. vier jaren van zijn verblijf, gelijk ik het gisteren nog uit den mond zijns opleiders zelven mogt vernemen, een voorbeeld. Vast van beginsel en karakter, wist bij zich te Delft vrij te houden van de smetten zijner jaren en omgevingen; hij vervolgde zijn weg, rein, hooggeacht, en hield zonder afwijken of omzien slechts op een enkel doel aan, dat van kundig te worden en braaf te blijven. Die edele en gelukkige stemming liet niet na hare vruchten te dragen. In 1852 na gunstig volbragt vergelijkend examen in 's lands dienst opgenomen en tot adspirant" ingenieur-surnurnerair bij den Waterstaat benoemd werd hem in het barst van den winter te Maastricht) alwaar hij slechts sedert weinige maanden gestationeerd was den last opgedragen de werken te besturen, die, ten gevolge van den watersnood en de doorbraken, te Wamel en te Heerewaarden moesten woerden uitgevoerd.Voor een jongeling van twintig jaar en pas bij bet corps geplaatst, eene waarlijk niet geringe en gemakkelijke taak! Doch zijne studiën vonden hier wat hij met veel ongeduld zocht, hare toepassing, zijn lust en ijver hier voedsel en ruimschoots belooning in de buitengewone onderscheiding, waar, mede de flinke, veelbelovende ambtenaar, in zijne stalen gezondheid ongedeerd, uit die vocht en zoovele geledene ontberingen zich tegen het najaar naar Arnhem , zijne nieuwe standplaats, heenspoedde. Het herdenken is mij thans zoeter dan ooit van de verschillende uitstapjes, die wij te zamen deden, Nog zie ik den bloeijenden jongeling, moedig, handig, dienstvaardig, op onze beide reizen door Zwitserland, vroeger door België en langs den Rijn, later bij herhaling door Engeland, toen hij toonde te weten wat reizen is ter ontwikkeling van den geest, tot voordeel voor het vak, namelijk met een bijzonder doel voor oogen, waarvan niets, ook het schoonste, ook het anderzins merkwaardigst ook het verleidelijkste niet hem aftrok. Het .is mij nog alsof ik hem gisteren bij zijne aankomst te Parijs de zaal binnen zie treden , waarin wij met vele andere gasten zitten te eten. leder is door het innemend uiterlijk van den schranderen, beminnelijken knaap getroffen; ieders blik rust met welgevallen op dat regtschapen gelaat ; ieder leest eene heerlijke inborst in dat edel, open oog, waaruit een geweten spreekt, zich van geen kwaad bewust; ieder roemt „cette pbysionomie excessivement intelligente" Nooit heeft het geringste verschil het genoegen van onzen omgang verstoord. Steeds was deze broederlijk-gemeenzaam; tevens erkende ik nogtans de groote volgzaamheid, die den jeugdigen man kinderlijk bijbleef, Doch hoe zou het ook anders geweest zijn? Gezond verstand , eerlijkheid opregtbeid , goede trouw, waren de adem zijns levens.
Maar ons oogmerk is niet eene uitvoerige karakterschildering van den verloren vriend te geven : hij leeft en zal blijven leven in de harten van ons allen. die hem hebben op prijs gesteld; noch ons de pijniging op te leggen van de verandering en den bitteren zielestrijd te ontleden, die allengs bij hem werden opgemerkt, toen de verwoesting, die in zijn hersengestel plaats greep, die verontrustende verwarring in zijn helder verstand begon te brengen welke hem tot zelfs van de teederste banden wars maakte koele, ja, hard vochtige onverschilligheid en verwijdering in de plaats van hartelijke stelde en mij in zijne eenmaal zoo en eervolle toekomst als in een nacht van nevelen deed staren, De Voorzienigheid beschaamde echter deze bange vooruitzichten. In de veege ure voerde zij mijn HENRI inmijne armen terug, en hoewel mijn hart bij de herdenking der aandoenlijke bijzonderheden bloedt, erken ik echter niemand wel hoe dankbaar de voorregten mij in zijne verpleging geschonken.
Liever dan verder te gaan en u te herinneren, hoe hij door 's Heeren vaderzorg voor langdurig lijden en een nutteloos gerekt leven bewaard bleef, of u de eenigzins ziekelijke kloekheid te schilderen , waarmede de reeds zoo afgematte jongeling zich overgaf aan den besluipenden dood, slaan nog slechts, ten slotte dezer vlugtige beschouwing, een paar feilen uit zijn kort levensboek op, die meer dan volzinnen tot de kennis der zedelijke waarde zijns persoons afdoen.
Was een jong mensch van het regte spoor af gedwaald, HENRI VAN BEUSEKOM was degeen op wien bij voorkeur gebouwd werd, om er hem weder op te voeren. Eene moeder zegent hem, omdat hij haren zoon , voor een oogenblik aan gevaarlijke toegenegen, heden prijsgegeven door zacht beleid en het vertrouwen, dat eene belangstellende vriendschap inboezemt, de veilige haven wist in te sturen van gezette bezigheid en een gelukkigen echt. Wat mis schien het sterkst spreekt en meest beteekent voor dengenen die in de Academische wereld geen vreemdeling is , toen nog geen achttien jaar oud , de lessen te Delft ging bijwonen, opende ik hem bij mijne zaakgelastigden te Amsterdam een onbepaald krediet, en dat hij van deze mijne op paegogische gronden rustende onbekrompenheid nooit eenig misbruik maakte, maar haar integendeel met de meeste kieschheid en juist in den geest, waarin ze hem betoond werd, aanwendde, is de schoonste krans, dien ik op het graf van den onvergetelijken jongeling weet neder te leggen. „Eene gevaarlijke proefneming, beweert mogelijk menigeen, maar ik wist wien ik voor had, ik toonde mij in mijn dierbaren kweekeling niet vergist te hebben. Het was de jongeling, die , tot man gerijpt, dezer dagen , ach! ven puinhoop van zichzelven geworden, verklaren kon: „ik ga sterven , maar zie er niet tegen op.” Ons, zijne treurende vrienden, geve de Heer eenmaal hetzelfde te kunnen getuigen!
Scheveningen, 10 September 1864